Keuzes in pensioen
Op deze pagina worden de mogelijkheden voor het uitkeren van het werkgeverspensioen uitgewerkt. Zo kunnen uw medewerkers goed geïnformeerd een keuze maken over hun pensioen.
Eerder of later met pensioen
Je kunt ervoor kiezen eerder of later met pensioen te gaan. Je AOW-gerechtigde leeftijd staat wel altijd vast. Vanaf dat moment ontvang je dus pas AOW. Als je voor die tijd wilt stoppen met werken, zal je dat moeten financieren uit je werkgeverspensioen of uit zaken die je zelf hebt geregeld. Vraag bij jouw pensioenfonds naar de mogelijkheden.
Als je eerder stopt met werken, bouw je ook minder pensioen op. Dat betekent dat je aan het einde van de rit minder werkgeverspensioen ontvangt. Eerder stoppen heeft geen gevolgen voor de hoogte van je AOW.
Uitruilen ouderdomspensioen voor partnerpensioen
Je kunt een deel van je ouderdomspensioen omzetten in een partnerpensioen, of andersom. Een partnerpensioen is bedoeld als inkomen voor je partner na je overlijden. Heeft je partner geen of weinig pensioen opgebouwd, dan kun je een deel van je ouderdomspensioen uitruilen voor partnerpensioen. Bouwt je partner wel voldoende pensioen op, dan is het misschien juist interessant om het gereserveerde partnerpensioen uit te ruilen voor ouderdomspensioen. Bij jouw pensioenfonds kunnen ze je hier alles over vertellen. Partnerpensioen uitruilen kan bij ieder pensioenfonds. De voorwaarden van uitruil staan beschreven in het pensioenreglement.
Deeltijdpensioen
Tussen je 55e en je AOW-leeftijd kun je met deeltijdpensioen. In dit geval blijf je voor een deel werken en voor een deel neem je ouderdomspensioen op. Je moet minstens 50% van je normale werkweek blijven werken. Over de uren dat je niet werkt krijg je pensioen. Het deeltijdpensioen is wel kostbaar. Je bouwt minder pensioen op en je begint eerder met het opmaken van de opgebouwde reserve.
Hoog-laagconstructie
Je kunt de hoogte van je pensioen bij uitkering laten variëren. Heb je in de eerste jaren hoge kosten, zoals een hypotheek, dan kun je ervoor kiezen te beginnen met een hoog pensioen. Verwacht je dat je kosten in levensonderhoud juist stijgen, dan zou je met een lager pensioen kunnen beginnen dat later oploopt. Het verschil tussen hoog en laag mag niet te groot worden. De lage uitkering moet minimaal 75% bedragen van de hoge uitkering. Het pensioen zal vanaf de pensioendatum gelijkmatig stijgen of dalen.
Waardeoverdracht
Als je van werkgever verandert kun je waardeoverdracht aanvragen. Bij een waardeoverdracht neem je het pensioen mee dat je bij een vorige werkgever hebt opgebouwd. Waardeoverdracht is een wettelijk recht maar het is niet altijd gunstig. Ben je jonger dan 40 en heb je nog niet zo veel pensioen opgebouwd? Dan is het in de meeste gevallen verstandig waardeoverdracht aan te vragen. Op deze leeftijd brengt een nieuwe baan vaak betere perspectieven met zich mee. Je tot dan toe opgebouwde pensioen kan dan meegroeien. Als je je geld niet meeneemt naar een nieuw pensioenfonds, dan wordt het een zogenaamd slapend pensioen. Dat wil zeggen dat je geen premie meer stort. Tussen 2 werkgevers heb je 6 maanden om te kiezen of je je pensioen meeneemt. Op de site van de Consumentenbond kun je advies inwinnen. Natuurlijk kun je ook bij je pensioenfonds terecht met vragen over dit onderwerp.
Extra sparen
In het deel van je pensioen dat je zelf regelt, kun je ervoor kiezen extra te sparen. Dit is vooral interessant voor medewerkers met een pensioengat. Bij extra pensioensparen bepaal je zelf hoeveel je inlegt. Je kunt ervoor kiezen om iedere maand, eenmalig of zomaar af en toe een bedrag te storten.